Gezang 22
1 Ja, de Trooster is gekomen,
Jezus ging van d' aarde heen! Jezus, van u opgenomen, liet, o kerk, u niet alleen! De Beloofde werd gezonden, en de kracht uit God kwam neer! 't Past ons juichend, keer op keer, zijn verschijning te verkonden! Heden is het Pinksterfeest! Looft en dankt den Heilgen Geest! 2 Looft den Geest, die van den Vader en den Zoon is uitgegaan! Zingt Hem psalmen altegader, roept zijn naam uit, bidt Hem aan! Hem, die Gaaf en Gever tevens, uitzendt en gezonden wordt, God is, en wordt uitgestort! Looft, o volk, den Geest des levens, Hem, die schept en wederschept, dien g' in 't hart ontvangen hebt! 3 Looft den Geest! Hij zal niet wijken van de kerk, met bloed gekocht, Zijn nabijheid zal steeds blijken, hoe de vijand woeden mocht! Vreest niet, o gezochte schapen, vreest niet weergevonden ziel, zo de nacht u overviel! Zou de Geest des Heren slapen? Waakt Hij, schoon geen oog Hem ziet, voor de kleine kudde niet? 4 Geest der kennis, Geest der waarheid, der genade, der gebeen! Leer ons wandlen bij uw klaarheid in de heilverborgenheen! Doe ons Abba, Vader, bidden, zeggen: Jezus onzen Heer, geven U in alles d' eer! Zweef in der gemeenten midden, om te heilgen d' offerand van hun hart en mond en hand! 5 Trooster! Zalver! Gij zult komen op 't gebed, door U verwekt! Van uw regens, van uw stromen wordt eens d' aarde gans bedekt! Liefd' en ijver zullen blaken, waar reeds alles scheen verkwijnd, als de Pinksterzon verschijnt! Noordenwind! O wil ontwaken! Zuidenwind! Doorwaai den hof! Heilge Geest! U zij de lof!
1 Ja, de Trooster is gekomen, Jezus ging van d' aarde heen. Jezus, van u opgenomen, liet, o kerk, u niet alleen. De beloofde werd gezonden en de kracht uit God kwam neer. 't Past ons juichend, keer op keer, zijn verschijning te verkonden. Heden is het pinksterfeest. Looft en dankt de Heilge Geest! 2 Looft de Geest, die van de Vader en de Zoon is uitgegaan. Zingt Hem psalmen altegader, roept zijn naam uit, bidt Hem aan. Hem die, gaaf en gever tevens, uitzendt en gezonden wordt, God is, en wordt uitgestort. Looft, o volk, de Geest des levens, Hem die schept en wederschept, die g' in 't hart ontvangen hebt! 3 Looft de Geest, Hij zal niet wijken van de kerk, met bloed gekocht. Zijn nabijheid zal steeds blijken, hoe de vijand woeden mocht. Vreest niet, o gezochte schapen, vrees niet, weergevonden ziel, zo de nacht u overviel. Zou de Geest des Heren slapen? Waakt Hij, schoon geen oog Hem ziet, voor de kleine kudde niet? 4 Geest der kennis, Geest der waarheid, der genade, der gebeƫn, leer ons wandlen bij uw klaarheid in de heilverborgenheƫn. Doe ons Abba, Vader, bidden, zeggen: Jezus onze Heer, geven U in alles d' eer. Zweef in der gemeenten midden, om te heilgen d' offerand' van hun hart en mond en hand. 5 Trooster, zalver, Gij zult komen op 't gebed, door U verwekt. Van uw regens, van uw stromen wordt eens d' aarde gans bedekt! Liefd' en ijver zullen blaken, waar reeds alles scheen verkwijnd, als de pinksterzon verschijnt. Noordenwind, o wil ontwaken. zuidenwind, doorwaai de hof. Heilge Geest, U zij de lof! |