Gezang 4
1 Zo laat Gij, HEER, Uw knecht,
naar 't woord, hem toegezegd, thans henengaan in vrede; nu hij uw zaligheid, zo lang door hem verbeid, gezien heeft op zijn bede. 2 Een licht, zo groot, zo schoon, gedaald van 's hemels troon, straalt volk bij volk in d' ogen; terwijl 't het blind gezicht van 't heidendom verlicht, en Isrel zal verhogen.
1 Zo laat Gij, Heer, uw knecht, naar 't woord hem toegezegd, thans henengaan in vrede, nu hij uw zaligheid, die Gij hebt toebereid, gezien heeft op zijn bede. 2 Een licht, zo groot, zo schoon, gedaald van 's hemels troon, straalt volk bij volk in d' ogen; terwijl 't het blind gezicht van 't heidendom verlicht, en Isrel zal verhogen. |