De Gereformeerde Kerk te Amersfoort e.o.
 

Psalm 11

Oude berijming

Nieuwe berijming

1 Op God alleen betrouw ik in mijn noden.
Hoe zegt gij trots tot mij in mijn verdriet:
"Nu ijlings heen, nu naar 't gebergt' gevloden,
Gelijk vol angst een schuwe vogel vliedt."
Men ziet den boog door goddelozen stellen;
Men spant de pees, men schikt den pijl, en schiet,
Om onverwacht d' oprechten neer te vellen.

2 Dus wordt gewis, in 't veilig samenleven,
De grondslag van 't vertrouwen omgerukt;
Wat heeft het volk, 't rechtvaardig volk, misdreven?
Maar d' Opperheer, voor Wien al 't schepsel bukt,
Ziet van Zijn troon oplettend naar beneden:
Hij, die nooit duldt, dat d' onschuld wordt verdrukt,
Proeft elks gedrag, zelfs met Zijn ogenleden.

3 d' Alwijze God beproeft wel eens d' oprechten;
En tuchtigt hen; maar elk, die 't kwaad bemint.
Die met geweld zijn naaste durft bevechten;
Blijft steeds gehaat, tot hem de wraak verslindt.
God heeft alreeds der bozen straf gezworen;
Straks dalen vuur en strikken; wervelwind
En zwavel neer; die kelk is hun beschoren.

4 Rechtvaardig is de HEER' in al Zijn handel;
Hij, die in 't recht Zijn welbehagen vindt,
Slaat gunstig 't oog op aller vromen wandel.
1 De HERE is mijn toevlucht en mijn sterkte.
Hoe durft u dan te zeggen tegen mij:
Vlucht als een vogel snel naar uw gebergte,
ver van het kwaad zult u daar veilig zijn.
Zie, goddelozen spannen reeds de koorden,
schikken de pijl en sluipen naderbij,
om in het donker vromen te vermoorden.

2 Wat kunnen, als het recht hier wordt vertreden,
de grondslag van het recht niet meer bestaat,
rechtvaardigen beginnen hier beneden?
Wie is voor hen een hulp, een toeverlaat?
De HERE, in zijn hoog paleis zal tonen
dat Hem vanaf zijn troon geen ding ontgaat.
Zijn blik doorgrondt hen die op aarde wonen.

3 De HERE toetst rechtvaardigen en bozen.
Hij haat hartgrondig wie geweld bemint.
Met vuur en zwavel treft Hij goddelozen
en zendt als straf een schroeiend hete wind.
Rechtvaardig is de HEER, mijn vast vertrouwen,
die in gerechtigheid zijn vreugde vindt.
Oprechten zullen zijn gelaat aanschouwen.