De Gereformeerde Kerk te Amersfoort e.o.
 

Psalm 110

Oude berijming

Nieuwe berijming

1 Dus heeft de HEER' tot mijnen Heer' gesproken:
"Zit op den troon ter rechterhand naast Mij,
Tot Ik de macht Uws vijands hebb' verbroken,
En u zijn nek tot ene voetbank zij."

2 Uit Sion zal de HEER' Uw schepter zenden,
Den schepter van Uw oppermogendheid,
En zeggen: "Heers tot 's werelds uiterst' enden,
Zover de macht Uws vijands zich verspreidt."

3 Uw volk zal op Uw heirdag tot het strijden
Gewillig zijn, in heilig krijgssieraad.
U zal de dauw van Uwe jeugd verblijden,
Geboren uit den vroegen dageraad.

4 U heeft de HEER', Wien 't nooit berouwt, gezworen:
"'k Heb U, Mijn volk tot heil, Mijn Naam ten prijs,
In Mijnen raad het priesterambt beschoren,
Dat eeuwig duurt naar Melchizedeks wijs."

5 De HEER' zal steeds Uw rechterhand verzellen,
Zijn mogendheid met U ten strijde gaan,
En koningen, die tegen U zich stellen,
Ten dage van Zijn grimmigheid verslaan.

6 Hij zal naar 't recht de woeste heid'nen richten,
Met lijken 't veld bezaaien door Zijn hand.
Zijn strijdb're hand zal straks het hoofd doen zwichten,
't Weerbarstig hoofd van een zeer machtig land.

7 Hij zal op weg eens drinken uit de beken,
Daar Hij gevaar, noch strijd, noch moeit' ontziet;
Daarom zal Hij het hoofd naar boven steken,
Met eer bekroond in 't Godd'lijk rijksgebied.
1 Zo heeft de HERE tot mijn Heer gesproken:
Zit aan mijn rechterhand en neem uw recht,
totdat Ik elke vijand heb gebroken
en als een voetbank voor u neergelegd.

2 De HERE wil u met zijn macht bekleden,
van Sion uit strekt Hij uw koningsstaf:
voet met gezag, door vijanden bestreden,
de heerschappij die God, de HEER, u gaf.

3 Uw volk is zeer gewillig om te strijden.
Zijn treden aan in heilig feestgewaad.
Ook zal uw jeugd zich aan uw glorie wijden
als frisse dauw in vroege dageraad.

4 De HERE heeft u deze eed gezworen -
en het berouwt HEM niet in eeuwigheid:
Z¢ als Ik Melchisedek had verkoren,
wil Ik dat gij voor eeuwig priester zijt.

5 De HEER, die op uw wegen u bewaarde,
is in de strijd steeds aan uw rechterhand,
Zijn arm verplettert koningen der aarde,
wanneer zijn dag komt en zijn toorn ontbrandt.

6 Hij zal het kwaad der heidenvolken wreken,
hij roeit hen uit, vertrapt hen met zijn voet.
Terwijl hij voortgaat, drinkt hij uit de beken
en heft het hoofd, de zege tegemoet!