Index |
Psalm 14
1 De trotse dwaas zegt in zijn boos gemoed:
"Daar is geen God". Zij doven 't licht der rede, En maken zich, door gruwelijke zeden, Afschuwelijk, daar is geen mens, die goed Op aarde doet. 2 De grote God, die 't recht verdedigt, sloeg Van 's hemels troon Zijn ogen naar beneden; Op Adams kroost, doorzocht hun hart en zeden. Hij zag, of zich geen mens verstandig droeg, En naar Hem vroeg. 3 Hij zocht alom, maar ach, Hij vond er geen. Want alle vlees is trouw'loos afgeweken. Het land is vol van stinkende gebreken. Geen sterveling wil 't pad der deugd betreen. Ja, zelfs niet een. 4 Heeft dan dit volk, dat groeit in euveldaan, Geen kennis ? Neen, thans durven die ontzinden Met gulzigheid mijn volk als brood verslinden. Zij roepen, op hun godvergeten paan, Den HEER' niet aan. 5 Daar valt de vrees hen aan, en breekt hun kracht, En pijnigt hen met dodelijke nepen; Zij worden door vervaardheid aangegrepen; Want God is bij 't rechtvaardige geslacht, Dat op Hem wacht. 6 Gij spot vergeefs, beschimpende den raad Van 't arme volk, dat, midden in d' ellenden, Naar 's hemels troon gewoon is 't oog te wenden; En zich, in zijn bedrukten jammerstaat Op God verlaat. 7 Och daalde 't heil uit Sion spoedig neer. Voor lsrael. Als God Zijn volk uit lijden En banden redt, zal Jakob zich verblijden, En Israel al juichend geven d' eer : Aan zijnen HEER'.
1 De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. De mensen zijn bedreven in het kwade, zij plegen niets dan gruwelijke daden; niemand doet goed en ieder drijft de spot met Gods gebod. 2 Hoog uit de hemel ziet de HERE neer of iemand wijs is, luistert naar zijn spreken. Zij allen zijn ontaard en afgeweken, er is niet één die Hem erkent als Heer, nee, niemand meer. 3 Zal dan dit boos geslacht het nooit verstaan? Hoe kunnen zij in kwaad-doen vreugde vinden, zij die mijn volk, als at men brood, verslinden? De naam des HEREN roepen zij niet aan, vol eigenwaan. 4 Daar overvalt de schrik hen onverwacht, want God staat zijn rechtvaardigen terzijde. Hun toevlucht is de HEER te allen tijde; Hoeveel verdrukking hen dan ook nog wacht, Hij is hun kracht. 5 O HERE, toon uw macht aan Israël! Kom toch van Sion uit uw volk bevrijden. Wendt U zijn lot, dan zal het zich verblijden: dan jubelt Jakob, ja, heel Israël prijst uw bestel. |