Index |
Psalm 29
1 Aardse machten, looft den HEER'!
Geeft den HEERE sterkt' en eer. Dat de lof van 's Hoogsten Naam, Aller groten roem beschaam'. Vorsten, 't voegt u, Hem, in 't midden; Van Zijn heiligdom t' aanbidden, 't Voegt u, met de Godgetrouwen, 's HEEREN heerlijkheid t' ontvouwen. 2 's HEEREN stem, op 't hoogst geducht, Rolt en klatert door de lucht. Berst, met vreselijk geluid, Op de grote waat'ren uit. Klinkt, met nadruk en vermogen, Heerlijk uit de hemelbogen. 't Schepsel beeft en staat verwonderd, Als de God der ere dondert. 3 's HEEREN wonderstem verbreekt, Als Zijn grimmigheid ontsteekt, 't Ceed'renbos van Libanon, Schudt den hogen Sirion. Ceed'ren, uit den grond gewrongen, Hupp'len als der rund'ren jongen, Bergen voelen sidderingen, Daar z' als wilde stieren springen. 4 's HEEREN stem verbaast natuur, Houwt uit bergen vlammend vuur. Schiet van 't zwerk den bliksem neer. Kades beeft voor 't buld'rend weer. Woestenijen slaan aan 't zuchten. Hinden krijgen, onder 't vluchten, Barenswee ; door vrees gedrongen, Werpen z', in dien nood, haar jongen. 5 's HEEREN stem ontbloot het woud; Maar hij, die op God vertrouwt, Buigt zich veilig, Hem ter eer, Juichend in Zijn tempel neer. 't Is de HEER', Wiens wenk de stromen In hun woede kon betomen; Die, in macht nooit af te meten, Eeuwig is ten troon gezeten. 6 Looft den HEER', die wond'ren werkt; Israel, Zijn volk, versterkt. Hem, die Jakobs heilig kroost Zeeg'nen zal met vreed' en troost.
1 Hemelingen, buigt u neer, geeft de HERE kracht en eer, geeft de HERE heerlijkheid, looft zijn naam en majesteit. Looft Hem om zijn grote daden, dient Hem in uw feestgewaden. Komt u voor de HERE buigen, hulde aan uw God betuigen. 2 Machtig is des HEREN stem, wateren weerkaatsen hem. Door de God der heerlijkheid klinkt de donder wereldwijd. Boven het geweld der meren klinkt de sterke stem des HEREN, want des HEREN stem is krachtig, vol van luister, groots en machtig. 3 Hoort zijn stem, die bomen velt, ceders breekt met zijn geweld. Als een kalf danst Libanon, als een woudos de Sirjon. 's HEREN stem splijt zware stammen bliksem doet het hout ontvlammen. De woestijnen doet Hij dreunen, Kades' wildernissen kreunen. 4 Door de kracht van 's HEREN woord brengen hinden jongen voort. 't Woud wordt van zijn schors ontdaan, niets kan Gods geweld weerstaan. Maar in zijn verheven woning zal een ieder aan de Koning lof en heerlijkheid bewijzen en Hem om zijn grootheid prijzen. 5 God, de HERE, troont voorgoed op de grote watervloed. Hij is Koning voor altijd, ja, Hij heerst in eeuwigheid. Want de HERE is almachtig, maakt zijn volk zijn gunst deelachtig. Hij schenkt kracht en op hun bede zegent Hij zijn volk met vrede. |