Index |
Psalm 36
1 Het trots gedrag des bozen doet
Mij spreken in 't beklemd gemoed: "Gods vrees is uit zijn ogen," Wijl hij zolang zichzelven vleit, Tot God zijn ongerechtigheid Niet langer kan gedogen. Bedrog en onrecht spreekt zijn mond: 't Verstand laat na, den waren grond Van 't weldoen op te merken; Des nachts is 't kwaad zijn overleg. Hij stelt zich op een bozen weg, En schuwt geen snode werken. 2 Uw goedheid, HEER', is hemelhoog, Uw waarheid tot den wolkenboog, Uw recht is als Gods bergen, Uw oordeel grond'loos; Gij behoedt, En zegent mens en beest, en doet Uw hulp nooit vrucht'loos vergen. Hoe groot is Uw goedgunstigheid, Hoe zijn Uw vleug'len uitgebreid! Hier wordt de rust geschonken; Hier 't vette van Uw huis gesmaakt. Een volle beek van wellust maakt, Hier elk in liefde dronken. 3 Bij, U, HEER', is de levensbron; Uw licht doet, klaarder dan de zon, Ons 't heug'lijk licht aanschouwen. Wees, die U kennen, mild en goed, En toon d' oprechten van gemoed Uw recht, waar z' op vertrouwen. Dat mij nooit trotse voet vertrapp', Noch boze hand in ballingschap Ellendig om doe zwerven. Daar zijn de werkers van het kwaad Gevallen in een jammerstaat, Waarin zij hulp'loos sterven.
1 De zonde spreekt haar vleiend woord, waarnaar de boze gaarne hoort, want hij wil God niet vrezen. 't Is enkel kwaad wat hij beoogt. Hij denkt dat God het wel gedoogt en niet vertoornd zal wezen. Zijn mond is vol gemeen bedrog, ook 's nachts beraamt hij 't onheil nog, hij weigert goed te handlen. De zonde lokt hem al maar voort; dit is de weg die hem bekoort: hij wil in 't kwade wandlen. 2 Uw goedheid, HEER, is hemelhoog, uw trouw reikt tot de wolkenboog, uw recht is hoog verheven. Uw oordeel is onpeilbaar diep, U, HERE God, die alles schiep, houdt mens en dier in leven. Groot is uw goedheid, trouwe God! Ja, mensenkindren vluchten tot de schaduw van uw vleuglen. Wie bij U woont, HEER, heeft het goed. U laaft hem met uw overvloed: een stroom van louter vreugden. 3 Bij U, HEER, is de levensbron, Uw licht doet, klaarder dan de zon, ons 't ware licht aanschouwen. Bestendig uw gerechtigheid, uw gunst en goedertierenheid, voor wie op U vertrouwen. Bewaar mij voor de trotse voet, verhinder dat ik vluchten moet voor goddeloze handen. Maar zie, de bozen storten neer en opstaan kunnen zij niet meer: zij sterven in hun schande. |