Index |
Psalm 53
1 De trotse dwaas zegt in zijn boos gemoed:
"Daar is geen God." Zij doven 't licht der rede, En maken zich door gruwelijke zeden Afschuwelijk; daar is geen mens, die goed Op aarde doet. 2 God, die het recht met kracht verdedigt, sloeg Van 's hemels troon Zijn ogen naar beneden, Op Adams kroost' doorzocht hun hart en zeden. Hij zag of zich geen mens verstandig droeg, En naar Hem vroeg. 3 Hij zocht alom, maar ach; Hij vond er geen; Want alle vlees is trouw'loos afgeweken; Het land is vol van stinkende gebreken. Geen sterveling wil 't pad der deugd betreen, Ja, zelfs niet een. 4 Heeft dan dit volk, dat groeit in euveldaan, Geen kennis ? Neen, thans durven die ontzinden Met gulzigheid Mijn volk als brood verslinden; Zij roepen op hun godvergeten paan, Zelfs God niet aan. 5 Op 't onverwachts zijn zij in angst gebracht, Want God heeft uw belegeraars doen vluchten, Hun beend'ren zelfs verstrooid, die u deen zuchten, Hebt gij beschaamd; want God verwerpt, veracht Dit boos geslacht. 6 Och daalde 't heil uit Sion spoedig neer Voor lsrael ! Als God Zijn volk uit lijden En banden redt, zal Jakob zich verblijden, En lsrael, al juichend, geven d' eer Aan zijnen HEER'.
1 De dwaas zegt bij zichzelf in overmoed: Er is geen God. - 't Is onrecht wat zij plegen, zij wandelen op gruwelijke wegen. Nee, er is niemand die nog enig goed bedenkt of doet. 2 God ziet vanuit de hoge hemel neer: zal bij de mensen één verstandig blijken, één die God zoekt en niet van Hem zal wijken? Allen zijn afgeweken van de Heer, geen dient Hem meer. 3 Hoe heeft het onverstand hen in zijn macht! Hoe kunnen zij in kwaad doen vreugde vinden, zij die mijn volk, als at men brood, verslinden? Geen roept tot God, niet één die van Gods kracht nog hulp verwacht. 4 Heel onverwacht verschrikt hen Gods gericht, want God verstrooit hen die u thans verdrukken. U zelf beschaamt hen, doet hen voor U bukken, want God verwerpt hen van zijn aangezicht en dooft hun licht. 5 Dat toch uit Sion redding werd bereid! Als God het lot voor Israël doet keren, dan zal, al juichend, Jakob Hem vereren, heel Israël Hem loven, zeer verblijd, door Hem bevrijd. |